Vonnis Scientology vs. providers en
Karin Spaink
Bodemprocedure, 9 juni 1999
IN NAAM DER KONINGIN!
kv
rolnummer 96/1048
datum vonnis: 9 juni 1999
DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE
Sector Civiel Recht, Kamer D
Vonnis in de zaak met rolnummer 96/1048 van:
het rechtspersoonlijkheid bezittende kerkgenootschap naar buitenlands
recht CHURCH OF SPIRITUAL TECHNOLOGY,
gevestigd te Los Angeles Verenigde Staten van Amerika,
het rechtspersoonlijkheid bezittende kerkgenootschap naar buitenlands
recht RELIGIOUS TECHNOLOGY CENTER,
gevestigd te Los Angeles, Verenigde Staten van Amerika,
de rechtspersoonlijkheid naar buitenlands recht NEW ERA PUBLICATIONS
INTERNATIONAL APS,
gevestigd te Kopenhagen, Denemarken.
eisers,
procureur: mr. R. Laret,
advocaat: mr. R Hermans te Amsterdam,
tegen:
de besloten vennootschap DATAWEB B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
de stichting STICHTING XS4ALL,
gevestigd te Amsterdam,
de stichting STICHTING DE DIGITALE STAD,
gevestigd te Amsterdam
de besloten vennootschap CISTRON INTERNET SERVICES BV,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
de besloten vennootschap INTERNET ACCESS EINDHOVEN B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
de besloten vennootschap naar buitenlands recht EURONET INTERNET INC.
gevestigd te Wilmington, Verenigde Staten van Amerika,
de besloten vennootschap WIREHUB INTERNET B.V.,
gevestigd te Rotterdam
de stichting STICHTING INTERNET ACCESS,
gevestigd te Slochteren,
RONALD WALTER VERGEER h.o.d.n. B-ART MIDDEN NEDERLAND B.V, I.O.,
wonende te Leidschendam,
de vennootschap onder firma LUNATECH RESEARCH,
gevestigd te Rotterdam,
MICHAEL DAVID PENTOWSKI, vennoot van v.o.f. Lunatech Research,
wonende te Rotterdam,
PETER FIRTH MUNRO, vennoot van v.o.f. Lunatech Research,
wonende te Workingham, Verenigd Koninkrijk,
STEFAN MARK ARENTZ, vennoot van v.o.f. Lunatech Research,
wonende te Schagen,
PETER ALEXANDER KAAS, vennoot van v.o.f. Lunatech Research,
wonende te Odijk. gemeente Bunnik,
de vennootschap onder firma SPIRIT INTERACTIEVE DIENSTEN B.V. I.0.,
gevestigd te Rotterdam,
de naamloze vennootschap N.V. ENECO, vennoot van Spirit
Interactieve Diensten B.V. i.o.,
gevestigd te Rotterdam,
de besloten vennootschap ROTTERDAMS DAGBLAD B.V., vennoot van
Spirit Interactieve Diensten B.V. i.o.,
gevestigd te Rotterdam
de GEMEENTE ROTTERDAM (ONTWIKKELINGSBEDRIJF ROTTERDAM), vennoot van
Spirit Interactieve Diensten BV i.o.,
zetelend te Rotterdam,
de besloten vennootschap METROPOLIS INTERNET B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
KARIN SPAINK,
wonende te Amsterdam,
gedaagden,
procureur: mr J.C.H. van Manen,
advocaten: mr Van Manen voornoemd en mr P.H. Bakker Schut te Amsterdam,
en
de besloten vennootschap B-ART NOORD NEDERLAND B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
de stichting STICHTING TELEBYTE,
gevestigd te Nijmegen,
de vennootschap naar buitenlands recht DUTCH CHANNEL LIMITED,
handelend onder de naam GLOBAL XS,
gevestigd te Margate, Kent, Verenigd Koninkrijk,
gedaagden,
niet verschenen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
de exploiten van dagvaarding;
de conclusie van eis, met producties;
de conclusie van antwoord, met producties;
de conclusie van repliek, met producties;
de conclusie van dupliek, met producties;
de akte houdende overlegging produkties van 8 maart 1999 van gedaagden.
Ter zitting van deze rechtbank en kamer van 8 maart 1999 hebben partijen de zaak
doen bepleiten door hun advocaten. De pleitnota's bevinden zich bij de stukken.
RECHTSOVERWEGINGEN
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet (voldoende
gemotiveerd) weersproken, deels blijkende uit de overgelegde stukken, het
volgende vast.
L. Ron Hubbard is de stichter van de Church of Scientology (hierna:
CoS).
De leer van de CoS is beschreven in verschillende werken Tot die
werken behoren de ongepubliceerde 'Operating Thetan I' tot en met 'Operating
Thetan VII' (hierna: de OT-werken) en het gepubliceerde 'The
Scientologist Ability Major I' (hierna: 'Ability').
Hubbard is in 1986 overleden. Hij heeft de auteursrechten op zijn
werken bij testament vermaakt aan de Trustee of Author's Family Trust B
De Trustee heeft een licentie verleend aan eiser sub 2 (hierna: 'RTC')
met betrekking tot (onder meer) de van de OT-werken deel uitmakende OT
II en III en aan eiseres sub 3 (hierna: 'NEPI'), met betrekking tot (onder
meer) Ability.
Volgens de leer van de CoS zijn de OT-werken slechts toegankelijk voor
bepaalde geselecteerde leden van de CoS en zijn deze leden gebonden aan
geheimhouding van de OT-werken op grond van door hen ondertekende
geheimhoudingsverklaringen. De OT-werken zijn bij het United States
Copyright Office geregistreerd; in verband met het vertrouwelijk
karakter daarvan zijn overeenkomstig de voorschriften alleen gemaskeerde
afschriften gedeponeerd.
Ability is eveneens bij het United States Copyright Office
geregistreerd onder de naam 'Ability'. Ability word, door NEPI
gepubliceerd als onderdeel van de zogenoemde 'Technical Bulletins'.
In een gerechtelijke procedure in de Verenigde Staten heeft het
voormalig CoS-lid Fishman in 1993 een schriftelijke partijverklaring
ingediend (hierna: 'de Fishman Affidavit') waaraan als bijlagen (delen
van) de OT-werken en Ability zijn gehecht.
Gedaagden sub 1 tot en met 19 en 21 tot en met 23 (hierna: 'de Service
Providers') verschaffen toegang tot het Internet en bieden op het
Internet diensten aan, waaronder de mogelijkheid aan gebruikers om op
hun servers een home page in te richten en van informatie te voorzien.
Gedaagde sub 20 (hierna: 'Spaink') heeft twee Internet-aansluitingen.
Zij maakt daartoe gebruik van de diensten van gedaagde sub 1 en van.
Planet Internet B.V. (thans geen partij meer in deze procedure). Spaink
heeft op het Internet twee home pages, waarop tot 23 februari 1996 het
Fishman Affidavit heeft gestaan. Op die datum heeft Spaink haar home
pages gewijzigd en de bijlagen bij het Fishman Affidavit daarvan
verwijderd; sindsdien staan daarop wel citaten uit die bijlage.
Volgens een op verzoek van eisers door notaris J.F. Renes te Amsterdam
tezamen met kandidaat-notaris J.L.M van Erp gemaakte vergelijking tussen,
onder meer, de originele werken OT II en III enerzijds en de teksten van
de onderdelen OT II en III zoals vervat in via het Internet opgevraagde
prints met betrekking tot de Web-site http://www.xs4all.nl/~kspaink
anderzijds, zijn deze grotendeels gelijkluidend.
Eisers vorderen, zakelijk weergegeven,
te verklaren voor recht dat de Service Providers door het zonder
toestemming van eisers op hun computersystemen voor derden toegankelijk
aanwezig hebben van een verveelvoudiging van werken waarop CST het
auteursrecht bezit, inbreuk maken op die auteursrechten en/of
onrechtmatig handelen indien zij van de aanwezigheid daarvan op de
hoogte zijn;
te verklaren voor recht dat de Providers door het zonder toestemming
van eisers op hun computersystemen voor derden toegankelijk aanwezig
hebben van een 'link' die bij activering een verveelvoudiging van werken
waarop CST het auteursrecht bezit bewerkstelligt op het scherm van de
computer van de gebruiker, inbreuk maken op die auteursrechten en/of
onrechtmatig handelen indien zij van de aanwezigheid daarvan op de
hoogte zijn;
te verklaren voor recht dat de OT-werken niet rechtmatig zijn openbaar
gemaakt, althans niet in de zin van art. 15a onder 1 Auteurswet 1912;
Spaink te bevelen iedere inbreuk op het auteursrecht van CST te staken
en gestaakt te houden op straffe van een dwangsom;
de Service Providers te bevelen primair iedere inbreuk op het
auteursrecht van CST te staken en gestaakt te houden, subsidiair
zodra zij worden gewezen op de aanwezigheid van documenten op hun
computersysteem zorg te dragen voor onmiddellijke verwijdering daarvan, meersubsidiair zodra zij worden gewezen op de aanwezigheid van
inbreukmakende documenten op hun computersystemen de desbetreffende
gebruiker te verzoeken deze onmiddellijk te verwijderen en bij gebreke
van voldoening aan dit verzoek de desbetreffende gebruiker de verdere
toegang tot hun computersysteem te ontzeggen, een en ander op straffe
van een dwangsom;
de Service Providers te bevelen eisers binnen drie dagen na
vonniswijzing dan wel na een verzoek daartoe van eisers te informeren
over de namen van derden die inbreukmakende documenten via hun
computersysteem hebben openbaar gemaakt en/of verveelvoudigd dan wel na
vonniswijzing zullen openbaarmaken en/of verveelvoudigen, eveneens op
straffe van een dwangsom.
Zij stellen daartoe dat Hubbard de auteur is van de OT-werken en Ability
en dat CST het auteursrecht op deze werken overgedragen heeft gekregen van
de Trustee. Zij stellen voorts dat Spaink, alsmede een aantal anonieme
gebruikers van de diensten van de Service Providers, op het Internet op hun
home pages het Fishman Affidavit, waarin aanzienlijke gedeelten uit deze
werken zijn opgenomen, zonder toestemming van eisers openbaar maken en/of
verveelvoudigen. Nu bij de desbetreffende Service Providers een copie van de
home pages met het Fishman Affidavit in hun computersysteem is opgeslagen en
die Service Providers aan derden die deze home pages opvragen, al dan niet
met behulp van een in die home pages opgenomen 'link', een copie ter
beschikking stellen, is ook sprake van een inbreukmakende openbaarmaking
en/of verveelvoudiging door de Service Providers.
Gedaagden handelen dus onrechtmatig jegens eisers als gevolg waarvan eisers
schade hebben geleden en dreigen te lijden, aldus eisers.
Gedaagden voeren gemotiveerd verweer.
Gedaagden betwisten dat CST auteursrecht heeft op de OT-werken en Ability.
Zij stellen daartoe in de eerste plaats dat aan deze werken geen
auteursrecht toekomt omdat het gaat om banale teksten zonder enige
coherentie, verhaallijn of structuur.
De rechtbank stelt voorop dat de beoordeling of de werken in Nederland -- de
plaats waar de gestelde inbreuk wordt gemaakt -- auteursrechtelijk beschermd
zijn, moet plaatsvinden naar Nederlands recht. Volgens het systeem van de
Berner Conventie waarbij zowel Nederland als de Verenigde Staten (van welk
land Hubbard onderdaan was) partij zijn, geeft deze aan de auteur,
onafhankelijk van het al dan niet bestaan van bescherming in het land van
herkomst, in ieder bij de Conventie aangesloten land een recht, in omvang en
in werking gelijk een dat hetwelk de eigen wetgeving van dat land bij
rechtstreekse toepasselijkheid van die wetgevingen aan eigen onderdanen
geeft. De rechtbank is, alleen al gelet op de citaten uit de OT-werken en
Ability op de home page van Spaink, van oordeel dat deze werken een eigen,
oorspronkelijk karakter persoonlijk stempel van de maker dragen. Zij zijn
dus vatbaar voor bescherming.
Gedaagden ontkennen nog, met een beroep op (met name) de memorandum
opinion van Judge J. Kane (District Court for the District of Colorado) van
5 november 1998, dat Hubbard de maker van de werken is.
De rechtbank gaat daaraan voorbij. Op het door eisers overgelegde titelblad
van de Technical Bulletins wordt L Ron Hubbard als auteur vermeld; ingevolge
artikel 15 lid 1 van de Berner Conventie moet dan, behoudens door gedaagden
te leveren tegenbewijs, Hubbard als de auteur van dit werk worden beschouwd.
Voor zover op de OT-werken de naam van Hubbard niet mocht zijn vermeld volgt
uit hetgeen hierna onder 13 wordt overwogen dat CST deze werken (kennelijk
onder eigen naam) heeft uitgegeven, zodat zij ingevolge van art. 15 lid 3
van de Berner Conventie de auteur vertegenwoordigt.
Gedaagden stellen zich verder op liet standpunt dat in Attachment B bij de
overgelegde akte waarbij de Trustee auteursrechten heeft overgedragen aan
CST, OT IV tot en met VII niet worden genoemd en evenmin de Technical
Bulletins, waarvan Ability deel zouden moeten uitmaken.
De rechtbank stelt vast dat in die akte de auteursrechten op OT I tot en met
III wel worden vermeld. In het licht hiervan moet worden aangenomen dat de
auteursrechten op OT I, II en III zijn overgedragen aan CST. Verder komt in
Attachment B voor: 'ABILITY 1 MAJOR', In het licht van de volledige naam van
het als 'Ability' geregistreerde werk -- zie hiervoor onder 1.2 -- moet
voorts worden aangenomen dat dit betrekking heeft op Ability; de vorm waarin
dit werk gepubliceerd wordt door NEPI doet daarbij niet terzake. Eisers
wijzen er bovendien terecht op dat bij de akte worden overgedragen de
rechten op de 'Works', volgens de definitie omvattende alle werken van
Hubbard, en dat Attachment B een opgave is van 'certain of the 'Works' die
geregistreerd zijn bij de Copyright Office. Dit levert een vermoeden althans
aan begin van bewijs op dat ook OT IV tot en met VII in de overdracht zijn
begrepen. Een oordeel hierover -- waartoe (tegen)bewijslevering zal moeten
plaatsvinden -- kan evenwel achterwege blijven omdat eisers om redenen die
volgen uit hetgeen hierna onder 12 wordt overwogen, daarbij geen belang
hebben.
Gedaagden stellen nog dat voorzover de auteursrechten al (aan CST) zijn
overgedragen, in een gewone auteursrechtoverdracht zowel naar Nederlands als
naar Amerikaans recht in ieder geval niet de digitale rechten zijn begrepen.
De rechtbank is van oordeel dat de vraag welke rechten de overdracht van het
auteursrecht aan CST omvat, moet worden beantwoord naar Amerikaans recht. Of
CST bevoegd is in Nederland in rechte op te treden moet weer worden
beoordeeld naar Nederlands recht. Nu gedaagden niet stellen dat het
auteursrecht op de desbetreffende teksten met beperkingen is overgedragen,
en zulks ook niet uit de overdrachtsakte blijkt, valt niet in te zien dat
CST de bevoegdheid zou missen op te treden tegen digitale verveelvoudiging
of openbaarmaking van die teksten Daarom zal de recht er in deze procedure
van uitgaan dat CST bevoegd is tegen een auteursrechtinbreuk in digitale
vorm op te treden. Hieruit volgt tevens dat CST ontvankelijk is in zijn
vordering.
Gedaagden betwisten voorts dat RTC en NEPI ontvankelijk zijn in hun
vorderingen, omdat hun als licentienemers geen recht toekomt op te treden
tegen inbreuk op het auteursrecht.
De rechtbank stelt voorop dat ook de omvang van de licentie wordt beheerst
door Amerikaans recht, maar de ontvankelijkheid door Nederlands recht. In
artikel 8 van de licentie-overeenkomst tussen de Trustee en RTC is bepaald
dat RTC op eigen initiatief en gezag kan optreden tegen auteursrechtinbreuk,
niettegenstaande het recht van de Trustee om aan een dergelijke procedure
deel te nemen dan wel op eigen initiatief een procedure te beginnen. Uit
artikel 28 van de licentie-overeenkomst tussen de Trustee en NEPI volgt dat
in geval van auteursrechtinbreuk de Trustee en NEPI het recht hebben
gezamenlijk op te treden in een procedure en dat als een van hen niet
daaraan wil deelnemen, de andere partij de procedure zelfstandig kan
entameren. Deze bepalingen moeten worden aangemerkt als een volmacht (vooraf)
aan de respectievelijke licentienemers om al dan niet tezamen met de
auteursrechthebbende tegen inbreuk op te treden, in welk geval naar
Nederlands recht de licentienemer zelfstandig bevoegd is om in rechte op te
treden. In deze procedure is bovendien CST als rechtsopvolger van de Trustee
tevens partij. RTC en NEPI zijn dus als licentienemer ontvankelijk in hun
vorderingen.
Vervolgens rijst de vraag of gedaagden inbreuk maken dan wel hebben
gemaakt op de auteursrechten van CST.
Nu de rechtbank heeft aangenomen dat CST auteursrecht heeft op OT II en
III en Ability, brengt dit, gelet op het hiervoor onder 1.10 overwogene, mee
dat Spaink gedurende de tijd zij het Fishman Affidavit, waarvan die werken
als bijlage deel uitmaken, op haar home pages op het Internet had staan, op
deze auteursrechten inbreuk heeft gemaakt. Voor zover eisers nog stellen dat
Spaink aldus ook inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten op de overige
OT-werken onderbouwen zij die stelling niet, zodat daaraan wordt
voorbijgegaan.
In verband met de vraag of Spaink thans nog inbreuk maakt op de
auteursrechten van CST door op haar home pages uit de bijlagen uit het
Fishman Affidavit te citeren, twisten partijen over de vraag of de OT-werken
rechtmatig zijn openbaar gemaakt in de zin van art. 15a Aw.
De rechtbank stelt voorop dat die vraag moet worden beantwoord volgens het
recht van de plaats van openbaarmaking. CoS heeft de cursussen, waarop de
OT-werken betrekking hebben, op grote schaal onder haar leden -- naar
gedaagden onweersproken stellen -- minimaal 25.000 mensen -- verspreid.
Daaruit volgt dat de werken met toestemming van de maker in druk zijn
verschenen. Nu de uitgave aldus is geschied met toestemming van de
rechthebbende, is de rechtmatigheid van de openbaarmaking, ongeacht de
plaats daarvan, gegeven, waaraan niet in de weg staat de omstandigheid dat
de leden onder wie de werken zijn verspreid zich hebben verbonden tot
geheimhouding daarvan. In het midden kan blijven of de OT-werken reeds
rechtmatig zijn openbaar gemaakt doordat van het Fishman Affidavit gedurende
enige tijd afschriften tegen betaling verkrijgbaar waren bij de bibliotheek
van de United States District Court for the Central District of California.
De gevorderde verklaring voor recht, zoals weergegeven hierboven onder 2c
kan dus niet worden uitgesproken.
Dat het door NEPI gepubliceerde werk Ability rechtmatig is openbaar
gemaakt, is niet in geschil. Een en ander brengt mee dat het Spaink op grond
van art. 15a lid 1 Aw, vrij staat op haar home pages te citeren uit OT II en
III en uit Ability. Hetgeen door Spaink uit de desbetreffende werken is
geciteerd -- slechts een relatief klein gedeelte van de werken ter
illustratie van haar betoog, zonder dat van exploitatie van de werken sprake
is -- blijft binnen de door de wet in dat verband gestelde grenzen. Zij
maakt dus thans geen inbreuk op de auteursrechten van CST. Het gevorderde
bevel zoals weergegeven hierboven onder 2d is niet toewijsbaar. Weliswaar
heeft Spaink vóór 23 februari 1996 deze werken integraal openbaar gemaakt
op haar home pages, maar zij heeft deze na sommatie daartoe door CST van
haar home pages verwijderd, terwijl er geen vrees bestaat voor herhaling.
Eisers hebben dus geen belang hij deze vordering.
Hieruit volgt tevens dat het hierboven onder 2e weergegeven primair
gevorderde bevel niet toewijsbaar is.
Tot slot komt in dit kader aan de orde de vraag, kort gezegd, in hoeverre
de Service Providers zelf auteursrechtinbreuk plegen indien gebruikers van
hun diensten inbreukmakende documenten op het Internet zetten.
De rechtbank stelt voorop dat de activiteiten van de Service Providers waar
in het deze zaak om gaat zijn beperkt tot het doorgeven van informatie van
en/of aan haar gebruikers en de opslag van die informatie. De Service
Providers selecteren de informatie niet en bewerken haar evenmin Zij
verschaffen slechts de technische faciliteiten teneinde openbaarmaking door
anderen mogelijk te maken. Met haar president (in diens kort geding-vonnis
van 12 maart 1996) is de rechtbank van oordeel dat de Service Providers
onder deze omstandigheden niet zelf openbaarmaken maar slechts gelegenheid
geven tot openbaarmaking.
De rechtbank is verder van oordeel dat de activiteiten van de Service
Providers ook niet een auteursrechtelijk relevante verveelvoudiging inhouden.
Het gaat hier om door de technologie gedicteerde reproducties die ontstaan
niet zozeer als gevolg van een handeling van de Service Provider als wel van
de houder van een home page of de consument die thuis informatie opvraagt.
De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in het bepaalde in art 5 lid 1 van
het op 21 mei 1999 door de Commissie van de Europese Gemeenschappen
ingediende gewijzigd voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement
en de Raad betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het
auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij.
In dit verband niet is van belang of de informatie toegankelijk is via een 'internet-adres'
dan wel via een hyperlink (een vanuit een home page 'aanklikbare'
elektronische doorverwijzing).
Een en ander neemt niet weg dat de Service Provider die niet zelf openbaar
maakt en verveelvoudigt, niettemin op grond van de zorgvuldigheid die in het
maatschappelijk verkeer betaamt gehouden kan zijn zijn medewerking te
verlenen en adequate maatregelen te nemen als hij ervan in kennis wordt
gesteld dat een van de gebruikers van zijn computersysteem door middel van
diens home page auteursrechtinbreuk pleegt of anderszins onrechtmatig
handelt. Van de Service Provider mag een zekere maten van zorg worden
verwacht ten aanzien van het voorkomen van verdere inbreuk. Mede gelet op de
omstandigheid dat de Service Providers bedrijfsmatig handelen, de
mogelijkheid die hun ten dienste staat de toegang tot de home page af te
sluiten en de schade die van verdere inbreuken het gevolg zou kunnen zijn,
moet worden geoordeeld dat de Service Provider die ervan in kennis wordt
gesteld dat een gebruiker van zijn diensten op diens home page
auteursrechtinbreuk pleegt of anderszins onrechtmatig handelt, terwijl aan
de juistheid van die kennisgeving in redelijkheid niet valt te twijfelen,
zelf onrechtmatig handelt indien hij alsdan niet ingrijpt. Van de Service
Provider mag dan worden verwacht dat hij de inbreukmakende documenten uit
zijn computersysteem verwijdert en tevens dat hij aan de rechthebbende op
diens verzoek de naam en het adres van de desbetreffende gebruiker bekend
maakt.
Niet valt in te zien dat aldus het recht op vrijheid van meningsuiting
zoals neergelegd in art. 10 EVRM wordt geschonden.
Het voorgaande brengt mee dat de gevorderde verklaringen voor recht, zoals
hierboven weergegeven onder 2a en b, toewijsbaar zijn, zij het in gewijzigde
vorm. Gezien de door de rechtbank aangenomen auteursrechtinbreuk in het
verleden, hebben eisers voldoende belang bij hun vordering. Van misbruik van
recht is geen sprake.
De gedaagden v.o.f. Lunatech Research en haar vennoten, Metropolis
Internet B.V. en Dutch Channel Ltd. betwisten dat de inbreukmakende
informatie op hun servers aanwezig is geweest. Eisers hebben met betrekking
tot v.o.f. Lunatech Research en haar vennoten en Dutch Channel Ltd geen
bewijs hiervan overgelegd en hebben hun vordering in dit opzicht niet
onderbouwd. Nu de overige gedaagden niet betwisten dat inbreukmakende
informatie op hun servers aanwezig is geweest, zijn de gevorderde bevelen,
zoals hierboven weergegeven onder 2c subsidiair tegen hen bewijsbaar
zij het eveneens in gewijzigde vorm. Wat betreft het gevorderde bevel zoals
hierboven weergegeven onder 2f is de rechtbank van oordeel dat eisers geen
rechtens te respecteren belang hebben bij het nu nog bekend maken van de
personalia van gebruikers van de diensten van de Service Providers die
destijds de Fishman Affidavit op hun home page hadden geplaatst, voor zover
de Service Providers daartoe al in staat zouden zijn. Eisers hebben geen
gronden aangevoerd voor aansprakelijkheid van die gebruikers jegens hen voor
door hen geleden schade. De rechtbank zal de gevorderde dwangsommen matigen.
Nu partijen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld zal de
rechtbank de proceskosten compenseren.
BESLISSING
De rechtbank:
VERKLAART voor recht dat de Service Providers door het zonder toestemming van
eisers op hun computersystemen aanwezig hebben van een verveelvoudiging van
werken waarop CST het auteursrecht bezit, onrechtmatig handelen indien en
voorzover zij van de aanwezigheid daarvan in kennis worden gesteld, voorts aan
de juistheid van die kennisgeving in redelijkheid niet valt te twijfelen en de
Service Providers alsdan niet zo spoedig mogelijk overgaan tot verwijdering van
die informatie uit hun computersysteem, althans die informatie ontoegankelijk
maken;
VERKLAART voor recht dat de Service Providers door het zonder toestemming van
eisers op hun computersystemen aanwezig hebben van een 'link' die bij activering
een verveelvoudiging van werken waarop CST het auteursrecht bezit bewerkstelligt
op het scherm van de computer van de gebruiker, onrechtmatig handelen indien en
voorzover zij van de aanwezigheid daarvan in kennis worden gesteld, voorts aan
de juistheid van die kennisgeving in redelijkheid niet valt te twijfelen en de
Service Providers alsdan niet zo spoedig mogelijk overgaan tot verwijdering van
die link uit hun computersysteem;
BEVEELT de Service Providers, met uitzondering van v.o.f. Lunatech Research
en haar vennoten en Dutch Channel Ltd., zodra zij worden gewezen op de
aanwezigheid op hun computersystemen van documenten waarvan in redelijkheid niet
valt te betwijfelen dat deze inbreuk maken op de werken waarop CST het
auteursrecht bezit, zorg te dragen voor onmiddellijke verwijdering daarvan op
strafte van een dwangsom van f 5000,-- voor iedere dag dat zij niet aan
dit bevel voldoen;
BEVEELT de Service Providers, met uitzondering van v.o.f. Lunatech Research
en haar vennoten en Dutch Channel Lid., eisers binnen drie dagen na een verzoek
daartoe van eisers te informeren over de namen en adressen van derden die
evenbedoelde documenten via hun computersysteem mochten openbaarmaken en/of
verveelvoudigen op straffe van een dwangsom van f 5.000.-- voor iedere
dag dat zij niet (tijdig) aan dit verzoek voldoen;
WIJST AF het anders of meer gevorderde;
COMPENSEERT de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gewezen door mrs E.J. Numann, C.J. Verduyn en E.J. Arkenbout, in het
openbaar uitgesproken op 9 juni 1999, in tegenwoordigheid van de griffier.